Verzetsmonument

Eigenschappen
Kunstenaar Nico Blom
Adres Joop Woortmanplein
Wijk Osdorp
Materiaal Granito, Polyester, RVS
Plaatsingsdatum 2000

Op de granito steen staat de tekst:

Ter nagedachtenis aan de verzetstrijders 1940-1945

Op de achtergrond staan drie beelden van polyester. Deze tuinders op klompen leunen tegen een muurtje en zijn van levensgroot formaat. In de buurt van het beeld zijn veel straatnamen naar verzetstrijders vernoemd.

In deze buurt (wijk) zijn de straten (en drie bruggen) vernoemd naar verzetsstrijders uit de 2e wereldoorlog 1940-1945. 

Op jonge leeftijd hebben zij veel moed getoond en met gevaar voor eigen leven gestreden voor Vaderland en Vrijheid. Veel van hen hebben dat met de dood moeten bekopen.  Van de 25 vernoemde verzetsstrijders hebben er slecht 7 de oorlog overleefd. Mede door hun dappere strijd, kunnen wij nu in vrijheid leven! 

 Deze vijfentwintig verzetstrijders waren:

 

EDUARD CAREL FREDERIK HELLENDOORN

JAN PEPPINK

LODEWIJK VAN DUUREN

LEENDERT SCHIJVESCHUURDER

HENDRIK WILLEM JAN RENIER MARIE DIESVELD

PIETER FREDERIK WILLEM NAK

KARL BORROMÄUS RICHARD PAUL GRÖGER

KORNELIA VAN DEN BRINK-KNOSSEN

IWAN KANTEMAN

EDUARD ROOSNEK

ERNST CAHN

AUGUSTE CHRÉTIEN JOSEPH REITSMA

WILLY LA CROIX

CORNELIS YNO GEORGE DIJKSTERHUIS

JAN GOLDSCHMEDING

RUDOLF BLOEMGARTEN

GEERTRUIDA VAN LIER

ROBERT HENRI JACOB PFAFF

IRAWAN SOEJONO

ANTONIE HÖLZEL

ANTHOON JOHAN KOEJEMANS

TRUUS WIJSMULLER (tante Truus)

ANNO SJOERD BRANDSMA TITUS BRANDSMA

JOHANNES THEODORUS WOORTMAN JOOP

TRIJN HULLEMAN

 

EDUARD CAREL FREDERIK HELLENDOORN

Amsterdam 29 november 1912 - 13 maart 1943 Wassenaar/Waalsdorpervlakte

Eduard Carel Frederik Hellendoorn werd op 19 november 1912 in Amsterdam geboren,
als zoon van een architect, men noemde hem Ward.
Na de middelbare school studeerde hij aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij trouwde met een medestudente, Johanna Maria Drayton Lee en het jonge paar verhuisde binnen enkele maanden naar België̈, naar de badplaats Oostende, waar hun eerste dochter geboren werd. Gedurende de eerste jaren van zijn kunstenaarschap maakte Hellendoorn stillevens, zelfportretten en houtsneden. Binnen een jaar verhuisden zij naar Den Haag, waar hun tweede kind geboren werd.
In 1935 vestigde het gezin zich in Putten op de Veluwe. Daar werd hun derde kind geboren.
In dit overwegend streng-gereformeerde dorp maakte Hellendoorn kennis met een kleine groep linkse kunstenaars rondom de schilder Jo Bezaan en hij werd lid van de communistische partij.
In Putten ontplooide Hellendoorn zich als een fijnzinnig kunstenaar. Geïnspireerd door de bossen, de heide en het boerenleven maakte hij een aantal fraaie tekeningen, houtsneden en olieverfschilderijen.
Twee bewaard gebleven geschilderde portretten van boeren verraden al een eigen stijl, die verwant is met het exacte, scherpe realisme van de vooroorlogse ‘populisten’.
In 1938 zegde Hellendoorn zijn bestaan als vrij kunstenaar op voor een vaste baan bij Elsevier in Amsterdam. Hij werd daar tekenaar, bandontwerper en illustrator. In dezelfde tijd werkte hij ook voor de CPN-uitgeverij Pegasus, waar hij vooral de vormgeving van antifascistische propaganda voor zijn rekening nam. Tijdens de bezetting sloot Hellendoorn zich aan bij het verzet.
Hij plakte oproepen aan, verspreide illegale bladen en zamelde geld in voor onderduikers.
In 1941 nam hij actief deel aan de voorbereiding, bij Fokker, van de Februaristaking. Na beëindiging van de staking werd hij gearresteerd en naar het Oranjehotel gebracht. Het Oranjehotel was de bijnaam van de Deutsches Untersuchungs Und Strafgefä ngnis in het Huis van Bewaring in Scheveningen. Hier zaten veel Nederlandse verzetsmensen gevangen. Juist in die tijd speelde het ‘Geuzenproces’, waarin achttien leden van de verzetsgroep ‘De geuzen’ ter dood werden veroordeeld.
Drie van de Geuzen kregen gratie, omdat ze nog geen twintig waren. Om het getal achttien weer ‘vol’ te krijgen, werden door de vijand drie communistische stakingsleiders zonder verhoor ter dood veroordeeld: H.M.H. Coenradi, J. Eijl en Ward Hellendoorn, zij werden gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Zij worden genoemd in het gedicht van Jan Campert: ‘Het lied der achttien dooden’.

                                                   

JAN PEPPINK

Meppel 29 juli 1918 - 2 september 1942 Wesermünde/Bremerhaven

Jan Peppink was verloofd met Ariene Anna van Kalken en studeerde theologie in Amsterdam.
Hij had veel contacten met gereformeerde studenten en raakte, tijdens de Tweede Wereldoorlog, betrokken bij het verspreiden van stencils. Hieruit ontstond later het ‘illegale’ Vrij Nederland.
Jan Peppink zorgde voor de negatieven van foto’s van Juliana en de prinsesjes in Canada, die afgedrukt werden in het tijdschrift. Verder was hij de leider van verzetsgroep Nederland Vrij.
Jan Peppink en Jan van der Neut zetten samen een spionagenetwerk op, wat uitmondde in ‘spionagenetwerk Vrij Nederland’. Het was aan hem te danken dat hij voor het tweede nummer beslag kon leggen op een verklaring van minister Kleffens, inzake de Duitse aanval op de koninklijke familie.Hij heeft ook een rechtstreekse briefwisseling gehad met Prof. Gerbrandy. Hierdoor was het contact met Londen gelegd.
Op 19 april 1941 werd Jan Peppink bij zijn huis aan de Keizersgracht gearresteerd en naar het Oranjehotel gebracht, daar verbleef hij tot juni 1942. Hij werd daar zwaar mishandeld.
Jan Peppink werd veroordeeld tot dwangarbeid en is van uitputting gestorven in Wesermü nde- Bremerhaven.

 

LODEWIJK VAN DUUREN

Tilburg 5 augustus 1917 - 9 augustus 1944 Vught

Lodewijk van Duuren werd geboren in Tilburg en het gezin verhuisde na drie jaar naar Dordrecht.
In 1935, op achttienjarige leeftijd, verliet hij Dordrecht om in Amsterdam aan de Vrije Universiteit wis- en natuurkunde te gaan studeren. In die tijd huurde hij een kamer aan de Prinsengracht. Tijdens de Meidagen van 1940 vocht Van Duuren als dienstplichtig soldaat van zijn oude woonplaats Dordrecht. Na zijn demobilisatie vat hij zijn studie weer op.
Hij was lid van het studentendispuut Akademeia en raakte via dispuutgenoot Wiet Dijkman betrokken bij het verzetsblad Vrij Nederland. Begin 1943 ging Van Duuren mee met Dijkman naar de groep die Trouw wilde uitgeven, hij werd verspreider in Amsterdam-Oost en -Centrum. Op 23 december 1943 werd de Trouw-redactie overvallen door de Sicherheitsdienst. Van Duuren haastte zich naar het huis van Dijkman om belastend materiaal weg te werken, maar de SD was daar al gearriveerd. Van Duuren probeerde te vluchten, maar een schot in zijn been maakt daar een einde aan. Van Duuren wordt naar het Kriegslazarett in Den Bosch vervoerd en als hij voldoende is hersteld, belandt hij in de Polizeigefängnis in Haaren, waar ook andere Trouw-gevangenen vastzitten. Het lukt hem om berichten de gevangenis uit te smokkelen en laat weten dat de SD nog veel meer weet over Trouw en maant tot voorzichtigheid.
De groep gevangenen wordt eind juli 1944 naar Kamp Vught overgebracht. De vierentwintig verspreiders worden op 5 augustus 1944, de dag dat Lodewijk van Duuren 27 wordt, ter dood veroordeeld. Vier dagen later op 9 augustus wordt het vonnis aan zes hen voltrokken, onder wie Lodewijk van Duuren.

 

LEENDERT SCHIJVESCHUURDER

Amsterdam 2 december 1917 - 6 maart 1941 Duinen van IJmuiden

Leendert Schijveschuurder was perser van beroep. Hij trouwde op 11 oktober 1939 met Elisabeth Moscoviter. Ze kregen een zoon Joseph genaamd. Het gezin woonde in de Blasiusstraat. In de oorlog was Leendert lid van de Communistische partij en zat in het verzet. Op 4 of 5 maart, daags na de Februaristaking, werd hij opgepakt bij het opplakken van oproepen om op 6 maart weer te gaan staken. Er volgde een snel schijnproces en Leendert kreeg de doodstraf. Dit werd niet bekend gemaakt tot na zijn executie op 6 maart. Hij was daarmee de eerste (joodse) inwoner van Nederland die door de Duitsers terechtgesteld werd.

 

HENDRIK WILLEM JAN RENIER MARIE DIESVELD

Zevenaar 3 januari 1912 - 6 oktober 1992 Amsterdam

Het gezin Diesveld verhuisde in 1916 naar ’s-Hertogenbosch, waar Peter zijn schoolopleiding volgde. Als gevolg van de economische crisis vertrok hij naar Amsterdam om daar werk te zoeken.

Aanvankelijk knipte hij coupons op de effectenafdeling van de Rotterdamse Bank, waarna hij besloot een opleiding tot accountant te volgen en trad in dienst als assistent bij het kantoor van mr. dr. John Moscow. Deze was bevriend met Isaä c Keesing en sinds 1911 accountant van N.V. Systemen Keesing. Peter Diesveld werd belast met de controlewerkzaamheden bij Keesing, en leerde op die manier het bedrijf kennen. Ook maakte hij kennis met Dini Kraneveldt, die in 1936 als secretaresse bij Moscow kwam werken. Zij trouwden op 21 mei 1942 en kregen vier zonen.

Keesing en andere joodse medewerkers werden door de Duitse bezetter gedwongen ontslagen waarbij Keesing zijn accountant Diesveld bekleedde met alle volmachten om het bedrijf door de onzekere tijd heen te loodsen. Vanaf begin 1942, nadat Keesing met toestemming van de Duitsers naar de Verenigde Staten was vertrokken, was Diesveld tot het einde van de oorlog directeur van het bedrijf en woonde hij in het huis van de Keesings aan de Grensstraat in Amsterdam. Vanaf 1943 tot enkele maanden na de oorlog bood de familie Diesveld tevens een onderduikadres voor de schoonouders van Keesings zoon Leo.

Gedurende de oorlog lukte het Diesveld steeds weer om te voorkomen dat de Duitsers het bedrijf zouden vorderen, ondanks het feit dat al in mei 1941 er een 'Verwalter' (nazi-bewindvoerder) was aangesteld. Hij deed dat door allerlei juridische slimmigheden om het proces te vertragen. Het lukte hem om aan voedsel te komen voor de meer dan honderd medewerkers van het bedrijf, onder andere door de aankoop van een stuk grond buiten de stad, waar de werknemers een stukje van konden huren om er groenten te kweken. Ook verborg hij veel joodse onderduikers in het bedrijfsgebouw van Keesings Uitgeverij.

Tot twee keer toe wist Diesveld de bewindvoerder af te brengen van het idee de naam Keesing te schrappen, en op de valreep voorkwam hij begin 1945 dat de hele inboedel van het bedrijf naar Duitsland werd afgevoerd.

Na de oorlog droeg Diesveld het bedrijf weer over aan Keesing in een zo goede staat als de omstandigheden maar hadden toegelaten. De boekhouding was perfect in orde en de Keesings kregen al hun persoonlijke bezittingen terug in de staat waarin ze deze hadden achtergelaten.
Onmiddellijk na de oorlog werd Diesveld in de directie van het bedrijf opgenomen die toen bestond uit drie personen: Keesing, Leo Keesing en Diesveld, waarbij de laatst vooral de financiële kant voor zijn rekening nam. Met zijn doorzettingsvermogen heeft hij het Keesingconcern door vele moeilijke situaties geloosd. In 1976 was hij om gezondheidsredenen gedwongen om zijn functie als directeur neer te leggen. Hij bleef ook na een zware operatie bij de zaak betrokken en volgde met argusogen de verrichtingen van zijn zoon René die hem inmiddels in het bedrijf was opgevolgd. De laatste jaren van zijn leven kreeg hij met toenemende mate last van zijn gezondheid. Hij overleed in oktober 1992 op 80-jarige leeftijd, drie maanden na het overlijden van zijn vrouw Dini.

Op 24 april 1994 werd aan Diesveld en zijn vrouw Dini postuum de Yad Vashem onderscheiding "Rechtvaardigen onder de Volkeren” toegekend. Bij de viering van zijn 80ste verjaardag in januari 1992 had Diesveld al te horen gekregen dat hij deze onderscheiding zou krijgen.

 

PIETER FREDERIK WILLEM NAK

Amsterdam 28 december 1906 - 16 december 1996 Haarlem

Piet werd op 28 december 1906 in Amsterdam-West geboren, maar groeide op in de Jordaan in een gezin met dertien broers en zusters. Toen hij vijftien was, werd hij aangenomen bij de stadsreiniging. Als ambtenaar mocht je geen lid van de CPN zijn, hij werd toch lid in 1934, zij het onder een andere naam.De Amsterdamse vuilnisman Piet was aan het werk toen op 10 mei 1940 de Duitsers ons land binnenvielen, hij zag hoe Nederlanders de Duitse militairen als 'verlossers' binnenhaalden, Piet begreep er niets van, hij was goed op de hoogte van de bedoelingen van de bezetter.

Van de rellen op 22 en 23 februari 1941 hoorde Piet via Willem Kraan over de massale knokpartijen met NSB'ers en dat veel joodse zaken waren vernield. Honderden Joden waren door de Duitsers opgepakt, dit kon zo niet langer, dus besloten Piet en Willem via de CPN een staking voor te stellen.
Hiermee werden Piet, met drie kompanen, Joop IJsberg, Coba Veltman en Willem Kraan de organisatoren van de Februaristaking in 1941. Volgens Piet wilde niemand staken, maar kreeg hij de boel toch plat door tegen een trambestuurder te zeggen dat elders het werk was neergelegd waarop de staking 'echt' begon. Die dinsdag en woensdag lag de stad plat, in sommige delen van het land kreeg de staking een vervolg. Of de lezing van Piet klopt weet ik niet, het was vooral Piet die dat zo zag. Op de tweede dag van de staking, woensdag 26 februari, werd Piet door de politie opgepakt en een week lang verhoord en zwaar mishandeld in het Lloyd Hotel aan de Oostelijke Handelskade.

Toen hij vrijkwam hoorde hij het vreselijke nieuws dat anderen er minder goed vanaf waren gekomen, ze waren in koelen bloede door de nazi's doodgeschoten. Door zijn lidmaatschap van de CPN werd hij na de oorlog genegeerd door de regering en de gemeente Amsterdam. Communisten waren jarenlang niet welkom bij de herdenking. Later kregen de leden van de CPN alsnog de credits die ze verdienden.

Na de oorlog pakte hij zijn hobby goochelen op om geld te verdienen, want als vuilnisman was hij bij de gemeente niet meer welkom. Onder de artiestennaam Pietro Nakaro, ook wel Nakaro de Magiër, maakte hij furore, met zijn dochter als assistente. Hij bleef ook politiek actief en was betrokken bij de oprichting van het Amsterdamse Vietnam Comité en het Nederlandse Palestina Comité. In de jaren vijftig kwam het tot een breuk tussen Piet Nak en de CPN, die naar zijn mening de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking gebruikte voor eigen politiek gewin.

Dat Piet zichzelf een grotere rol toedichtte dan de leiding van de CPN vond, bracht een steeds grotere kloof tussen de twee teweeg. In 1956 keerde Piet de partij definitief de rug toe, maar het communisme bleef hij trouw. In 1966 reisde hij naar Israël af om mede namens Willem Kraan, de Yad Vashem onderscheiding in ontvangst te nemen.

Het waren joodse Amsterdammers die hem financieel ondersteunden en naar Israël af lieten reizen, het́ viel hen koud op het dak toen Piet in 1969 een van de oprichters van het Palestina Comité bleek te zijn. In

1971 leverde Piet Nak op provocerende wijze zijn onderscheiding in bij de Israëlische ambassade, een actie waar Piet later spijt van zou hebben gekregen. Onderscheiding: Yad Vashem (later weer ingeleverd bij de Israëlische Ambassade)

 

KARL BORROMÄUS RICHARD PAUL GRÖGER

Wenen 7 februari 1918 - 1 juli 1943 Overveen

Karl Grö ger zat op het gymnasium in de Oostenrijkse Sociaal Democratische Scholierenbond. Na zijn eindexamen ging hij medicijnen studeren aan de Weense Universiteit, waar hij in 1938 afstudeerde.

In 1938 vluchtte hij naar Nederland en zette zijn studie voort in Amsterdam. Direct na de Duitse bezetting in 1940, werd hij door de bezetter opgeroepen voor dienstplicht. Nadat bekend werd dat hij deels van joodse afkomst was werd hij weer uit militaire dienst ontslagen. Hij ging werken in Amsterdam als tandtechnieker bij M.J.Gotjé, drecteur van TTH. Hij werkte voor het ondergrondse blad Rattenkruid samen met o.a. Rudi Bloemgarten. Karl Grö ger sloot zich aan bij de verzetsgroep rond beeldhouwer Gerrit van der Veen. Hij was een van de deelnemers aan de aanslag op het Amsterdams Bevolkingsregister aan de Plantage Middenlaan samen met o.a. Guus Reitsma en Rudi Bloemgarten. Hij drong, vermomd als politieman, op 27 maart 1943 het gebouw binnen en blies met explosieven het pand op. Hierna moest hij vluchten naar een boerderij buiten Amsterdam, dat schreef hij nog naar zijn vriendin, verpleegster, Geertruida van Essen. Daarna is hij alsnog opgepakt door de Gestapo, opgesloten en ondervraagd in het Hoofdbureau van Politie te Amsterdam en naar Den Haag overgebracht om te worden berecht. In 1943 werd hij door het politiegerecht ter dood veroordeeld. Een verzoek tot gratie werd afgewezen door Himmler. Op 1 juli 1943 werd hij doodgeschoten in de duinen van Overveen.

Karl Grö ger ontving in 1986 posthuum de Yad Vashem-onderscheidingvan de staat Israël.

 

KORNELIA VAN DEN BRINK-KNOSSEN

Amsterdam 13 juni 1897 - 27 oktober 1943 Oranienburg Sachsenhausen (Duitsland)

Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog raakte Nel Hissink al snel betrokken bij het verzet.
Ze werkte bij het illegale tijdschrift De Vrije Kunstenaar, een ‘religieus en politiek onafhankelijk orgaan voor de Nederlandsche kunstenaars’. Daarnaast maakte ze valse persoonsbewijzen voor bevriende kunstenaars die de verplichte aanmelding bij de Kultuurkamer wilden omzeilen. Later leidde dit tot de oprichting van de Persoonsbewijzen Centrale (PBC), die onderduikers en verzetslieden van vervalste documenten voorzag.
Nel Hissink was ook betrokken bij de illegale organisatie CS6 waarmee ze hulp aan onderduikers boden en aanslagen pleegden. Nel Hissink en haar vriend Dio Remiëns voelden zich genoodzaakt onder te duiken en konden terecht op Prinsengracht 876, het huis van bevriende verzetslieden. Vanaf dit adres hielpen zij met de voorbereiding van de slechts ten dele geslaagde aanslag op het nabijgelegen Amsterdamse bevolkingsregister aan de Plantage Kerklaan. Op 6 mei 1943 werden Nel en haar dochter Keesje samen met Dio en een paar andere verzetsleden betrapt bij een inbraak in Baarn. Het huis was van een NSB’er die een lijst had met namen van op te pakken Joden. Na een vuurgevecht wisten ze te vluchten.
In de zomer van 1943 werd bijna de gehele groep CS6 opgerold: Nel Hissink en Dio Remiëns zijn waarschijnlijk verraden door een infiltrant. De SD arresteerde het paar in Abcoude en bracht hen voor verhoor over naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Remiëns werd op 1 oktober 1943 in Overveen gefusilleerd. Hissink kwam met de verzetsstrijdsters Reina Prinsen Geerligs en Truus van Lier terecht in kamp Sachsenhausen in het Duitse Oranienburg. Op 24 november werden ze naar de executieplaats gebracht, volgens getuigen liep het drietal met opgeheven hoofd en zingend ernaartoe. Daar werden ze volgens de overlevering gedrieën geëxecuteerd. Volgens de burgerlijke stand overleed Nel Hissink echter al op 27 oktober 1943, op de leeftijd van 46 jaar.

 

IWAN KANTEMAN

Albina (Suriname 7 januari 1908 - 19 maart 1945 KDO Langenstein- Zwieberg Buchenwald (Duitsland)

Iwan Kanteman kwam in 1933 op het hoogtepunt van de crisis als matroos naar Nederland. Hij woonde in 1939 in Amsterdam, waar hij o.a. als monteur werkte en was lid van de Bond voor Surinaamse Arbeiders in Nederland. Tijdens de Meidagen van 1940 vocht hij in het Nederlandse leger. Van 1940 tot zijn arrestatie in 1944 was hij werkzaam bij de luchtbeschermingsdienst in Amsterdam.

Hierdoor werd het hem toegestaan om na de avondklok over straat te lopen. Hij kwam in contact met een verzetsbeweging in Oud-Zuid en was betrokken bij verschillende activiteiten. Vanaf 1943 heeft hij in illegaal verband gewerkt voor de CPN en gezorgd voor de verspreiding van de ‘Waarheid’, zamelde geld in voor onderduikers (Solfonds) en bracht verzetsmensen tijdelijk onder in ruimten van de luchtbeschermingsdienst. Op 10 juni 1944 werd hij, na verraad, gearresteerd en naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans gebracht. Vandaar belandde hij in de kampen Vught, Sachsenhausen en Buchenwald. Hij kwam in het sub kamp Langenstein, vlak voor de bevrijding, door uitputting om het leven.

 

EDUARD ROOSNEK

Amsterdam 4 april 1913 - Apeldoorn 14 maart 1997

Geboren in Amsterdam kwam Eduard Roosnek in de jaren ’30 terecht in Castricum en Harderwijk en werkte als kok/banketbakker. Eduard Roosnek was na de oorlog de enige overlevende van de overval op IJssalon Koco aan de Van Woustraat, door de Duitse bezetter op 19 februari 1941.

De Duitsers vielen de joodse ijssalon schietend binnen, haalden de winkel leeg en namen personeelsleden en bezoekers mee. De ijssalon werd gedreven door de Duits-joodse emigranten Ernst Cahn en Alfred Kohn, was het mikpunt van de jodenhaat van de Duitse bezetters en hun Nederlandse handlangers. Vanuit de ijssalon werden veel verzetsacties tegen de Duitsers georganiseerd. Op de arrestatie en terechtstelling van Kohn volgden razzia's, die mede aanleiding waren voor de Februaristaking. Roosnek bleef tijdens de oorlog actief in het verzet, vooral in het oosten van het land. Na de oorlog bleef hij enkele jaren in het leger. Hij was een van de oprichters van de Cadi, de kantinedienst van de strijdkrachten. Later verruilde hij zijn militaire loopbaan voor een baan in de horeca.

Onderscheidingen: Verzetsherdenkingskruis

 

ERNST CAHN

Remagen 27 februar 1889 - 3 maart 1941 Wassenaar/ Waalsdorpervlakte

Ernst Cahn was een koopman. Hij woonde al eerder met zijn gezin in Nederland, in Amsterdam om precies te zijn en wel van 1924 tot 1928. Maar in 1936 keerde hij terug naar Nederland wegens de opkomende Jodenvervolging in Duitsland en opnieuw vestigde hij zich in Amsterdam. Alfred Kohn vluchtte in november 1933 vanuit Berlijn naar Nederland. Cahn en Kohn waren zakenpartners en ze werden samen eigenaar van twee ijssalons, genaamd Koco, met één zaak in de Van Woustraat en de andere in de Rijnstraat. Beide straten waren gelegen in Amsterdam-Zuid, waar op dat moment circa een kwart van de Joden woonden. Het pand aan de Van Woustraat 149 zou het bolwerk worden van de joodse knokploegen.

De ijssalons stonden goed bekend en zowel Joden als niet-Joden kwamen er graag. Zowel Cahn als Kohn stonden bekend om hun ongedwongenheid en hun briljante geest. De klanten luisterden met plezier naar de filosofische gedachtegangen van Cahn en ze genoten van de charmes en gulheid van hun gastheren. Maar al snel kwamen er donkere wolken aan de horizon. Ook in Nederland werden allerlei maatregelen van kracht, die de Joden steeds meer uitsloten van de maatschappij. Een van die regels impliceerde dat Joden ook niet langer welkom waren in winkels, die gerund werden door niet-Joden ofwel Arië rs. IJssalon Koco werd echter gedreven door joodse eigenaren en zij konden daarom nog wel Joden blijven ontvangen in hun zaak. Maar het werd moeilijker om de prettige sfeer, die er altijd hing, te handhaven. Steeds vaker kreeg de ijssalon last van antisemitische groepen, zowel Nazi’s als Duitsgezinde Nederlanders in het bijzonder leden van de nationaalsocialistische Weerbaarheidafdeling van de NSB. Zij vielen voortdurend Joden lastig, richtten vernielingen aan en stalen hun eigendommen. Dit gebeurde al in de Jodenbuurt, maar nu verspreidde deze tendens zich ook naar het welgestelde Zuid. Enkele klanten, onder wie Elias Rodriquez Garcia, besloten daarom een knokploeg op te richten om zo de salons te beschermen tegen ongewenst publiek. In ruil voor die bescherming zorgden Cahn en Kohn ervoor dat hun zaak een aangename sfeervolle ontmoetingsplaats kon blijven, waar geen angst heerste.

Zo werd de ijssalon in de Van Woustraat 149 al gauw de spil van de joodse knokploegen, die hun buurt wilden verdedigen, evenals hun eigendommen. Vanuit de ijssalon ook activiteiten door het verzet werden georganiseerd. Ook het verzet tegen de anti-joodse rellen van februari 1941 werd hier gepland. Maar door het behalen van kleine successen begon men overmoedig te worden. Men werd roekelozer en vergat de geheimhouding. Dit leidde tot verraad van de verzetsgroep. Het begin van een drama...

Er heerste al enige tijd onrust in de straten in de Jodenwijk in Amsterdam. Op 9 februari 1941 waren NSB’ers binnengedrongen in het café-cabaret Alcazar op het Thorbecke-plein. Daar traden nog steeds joodse artiesten op. De NSB’ers werden bijgestaan door Duitse militairen en er ontstond een vechtpartij, waarbij een aantal gewonden viel onder wie de NSB’er Hendrik Koot. Hij overleed kort daarna aan zijn verwondingen. Dit voorval leidde ertoe dat de Jodenbuurt werd afgesloten en dat de Duitsers oprichting van de Joodse Raad eiste. Maar de spanningen bleven en escaleerde uiteindelijk in de affaire ‘Koco’.

Op woensdagavond 19 februari 1941 wilde de Duitse Ordnungspolizei een inval doen in de ijssalon. Een knokploeg stond al klaar, want men verwachtte opnieuw een aanval van de WA. De zaterdag ervoor waren de ruiten al ingegooid en toen opnieuw mannen met uniformen verschenen, dacht men dat de WA- mannen waren teruggekeerd. Om zich beter te beveiligen tegen aanvallen, had Cahn inmiddels een speciaal gemaakte fles gevuld met ammoniak laten aanbrengen in zijn zaak. Op het moment dat de patrouilleleden wilde binnendringen, bespoot deze ammoniakfles de indringers, die begonnen te schieten. Ze arresteerden de beide eigenaren en nog enkele andere aanwezige joden, die verdacht werden bij de zaak betrokken te zijn. In de buurt werd ook nog eens twee razzia’s gehouden. Deze razzia’s zouden de aanleiding vormen voor wat de geschiedenis is ingegaan als de Februaristaking.

Ernst Cahn werd eerst naar de gevangenis in Amsterdam overgebracht, later werd hij verplaatst naar het Oranjehotel, de gevangenis in Scheveningen. Ondanks intensieve verhoren en zware mishandelingen bleef Cahn zwijgen over de monteur, die het ammoniakgas geïnstalleerd had. Ernst Cahn en Alfred Kohn werden vervolgens veroordeeld door een Duitse rechtbank. Kohn was 55 jaar, toen hij tien jaar gevangenisstraf kreeg. Hij werd naar het concentratiekamp Auschwitz gebracht en zou de oorlog niet overleven; Ernst Cahn was ruim 51 jaar en werd veroordeeld tot de doodstraf. Op 3 maart 1941 werd hij gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte, waar hij ook begraven werd. Ernst Cahn, een Duits-joodse vluchteling, was daarmee de eerste verzetsstrijder, die voor het vuurpeloton kwam sinds de bezetting van 10 mei 1940.

                                  

AUGUSTE CHRÉTIEN JOSEPH REITSMA

Oestgeest 22 juli 1922 - 1 juli 1943 Duinen van Overveen

Guus Reitsma werkte als bankmedewerker in Den Haag. In zijn vrije tijd studeerde hij rechten. Om zijn studie voort te kunnen zetten, kreeg hij in de avond thuis les van zijn vriend, doctoraalstudent Sam van Musschenbroek. Hij was vanaf 1941 actief in het verzet en hielp met de distributie van illegale nieuwsbladen als De Geus en Het Parool. Na een mislukte poging om naar Engeland te komen werd hij in Lyon gearresteerd, maar wist te ontsnappen en naar huis te komen. Begin 1943 introduceerde Reitsma’s zwager, bijna afgestudeerd arts Cees Honig hem bij de verzetsgroep rond de beeldhouwer Gerrit van der Veen in Amsterdam. Hij was een van de deelnemers aan de Aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister aan de Plantage Middenlaan onder leiding van Van der Veen en samen met o.a. Karl Grö ger en Rudi Bloemgarten, werd met explosieven een deel van het pand met daarin de persoonskaarten opgeblazen. Reitsma stond buiten vermomd als politieman op wacht en overmeesterde met de anderen de aflossing van de bewakers.

Na de aanslag dook hij onder bij familie en vrienden, maar werd op 15 april na verraad opgepakt door de Duitsers in een sportkantine in Voorburg en na een proces in Den Haag na detentie in het Oranjehotel en het hoofdbureau van politie aan de Weteringsschans te Amsterdam uiteindelijk gefusilleerd in de duinen van Overveen. Hij ligt daar begraven naast zijn vriend Sam Musschenbroek.

 

WILLY LA CROIX

Vreeland 10 augustus 1906 - 19 september 1944 Oraniënburg/Sachsenhausen (Duitsland)

Willy La Croix werd in 1906 geboren in Vreeland als zoon van architect Guillaume Frédéric La Croix en Christina de Hond. Na de dood van zijn ouders in 1923 werd zijn oom Henri La Croix toeziend voogd tot hij meerderjarig was. Willy voltooide de School voor Bouwkunde, Versierende kunst en Kunstambachten in Haarlem, waar hij ook zijn latere vrouw Grethe Hansen leerde kennen. Uit hun huwelijk zouden twee dochters geboren worden. Als tekenaar/architect was hij verbonden aan de afdeling Stadsontwikkeling van de Publieke werken van de Gemeente Amsterdam.

La Croix die al vanaf eind jaren twintig actief lid was voor de Communistische Partij raakte tijdens de Duitse bezetting van Nederland betrokken bij het verzet. Nadat Nederland in 1940 werd bezet, sloot ambtenaar van Publieke Werken Willy la Croix zich aan bij de illegale ambtenarengroep. In 1942 wordt hij samen met zijn vrouw Grethe opgepakt en gearresteerd en naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans gebracht. Na zeven weken te hebben vastgezeten wordt Grethe vrijgelaten, hoewel ze joods was. Dit was echter niet bekend, omdat ze niet geregistreerd stond.

Willy la Croix werd vanwege zijn verzetsactiviteiten overgebracht naar kamp Amersfoort. Later komt hij via Kamp Vught en Rothenburg- Sandbostel in Sachsenhausen terecht, waar hij in september 1944 overleed als het gevolg van ‘zwakte en ernstige ziekte’ in concentratiekamp Sachsenhausen.

 

CORNELIS YNO GEORGE DIJKSTERHUIS

Groningen 1 september 1921 - 11 oktober 1944 Wormerveer

Cornelis Dijksterhuis was lid van de verzetsgroep IP Trouw. Zijn standplaats was Groningen, maar hij werd in Amsterdam aangehouden, waar hij ook woonde (Breestraat 68). Tijdens de Tweede Wereldoorlog brachten Zaanse verzetsstrijders meer dan twintig collaborateurs, zwarthandelaren en andere gevaarlijk geachte personen om het leven. Een van hen was Jan Willem Bouwens, in 1944 waarnemend inspecteur bij de Wormerveerse politie. Op zaterdag 7 oktober werd hij op de Zaanweg ‘terechtgesteld’, zoals de illegaliteit het noemde. ‘Als reactie daarop werd Dirk Hofland op 11 oktober op de Zaanweg gefusilleerd, samen met vier niet-Zaankanters: de Trouw- medewerkers Jan Goldschmeding (Amsterdam, 23-2-1921) en Cornelis Dijksterhuis (Groningen, 1-9-1921), alsmede Beene Dijkstra (Amsterdam, 29-7-1915) en Jan van der Weerd Kampen, 22-5-1891).

Onderscheidingen: Verzetsherdenkingskruis

 

JAN GOLDSCHMEDING

Nieuwer Amstel 23 februari 1921- 11 oktober 1944 Wormerveer

Jan Goldschmeding was student aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij was lid van de Verzetsgroep Trouw. Hij werd op 11 oktober 1944 gefusilleerd als represaille op het doden door het verzet van o.a. een politieman, Jan was dus een willekeurig burgerslachtoffer en werd slechts 23 jaar.

 

RUDOLF BLOEMGARTEN

Maastricht 7 mei 1920 - 1 juli 1943 Overveen

Rudolf (Rudi) Bloemgarten was een Nederlandse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was joods en student medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Nadat joodse studenten niet langer aan de universiteit welkom waren, dook hij onder en begon met valse papieren mee te werken in het verzet (Laatst bekende woonadres Meerhuizenstraat 12 2 hoog).

Vanaf augustus 1942 was Bloemgarten betrokken bij het vervaardigen en verspreiden van het illegale blad Rattenkruid. Ook sloot hij zich aan bij de verzetsgroep Groep 2000. Daarnaast verzorgde hij bonkaarten en vervalste hij persoonsbewijzen voor joodse en andere onderduikers.

Op 2 februari 1943 wilde hij, naar aanleiding van de executie van tien gijzelaars in Bloemendaal, een aanslag plegen op de in 1941 tot procureur- generaal bij het Amsterdamse Gerechtshof benoemde NSB’er Feitsma. Bij de voordeur van Feitsma’s woning stond hij plotseling tegenover diens zoon, op wie hij schoot waardoor deze ernstig gewond raakte. Begin 1943 nam Bloemgarten in Amsterdam deel aan een spoorwegsabotage bij Sloterdijk, een brandstichting in een bioscooptheater aan het Rembrandtplein en de aanslag op het Amsterdams Bevolkingsregister op 27 maart 1943 aan de Plantage Kerklaan hoek/Middenlaan te Amsterdam. Onder leiding van Gerrit Jan van der Veen en samen met Willem Arondeus, Johan Brouwer, Sam van Musschenbroek, Coos Hartogh, Henri Halberstadt, Karl Grö ger, Guus Reitsma, Koen Lim-perg, Sjoerd Bakker, Cornelis Barentsen en Cornelis Roos drong hij vermomd als politieman het gebouw binnen en blies met explosieven het pand op. Door verraad pakte de Sicherheitsdienst de meeste plegers en helpers binnen twee weken op.

De eerste poging om Bloemgarten te arresteren was in Garderen, waar hij een kamer huurde.
Hij werd verraden door een joodse V-Mann (een vertrouwensman, die infiltreerde in verzetsgroepen om deze te verraden) en kort na Garderen in Voorburg alsnog gearresteerd. Tijdens het proces op 18 juni 1943 voor het SS- und Polizeigericht, dat gehouden werd in het Koloniaal Instituut in Amsterdam, was hij één van de dertien personen die ter dood werden veroordeeld. Twaalf van de aanslagplegers werden op 1 juli geëxecuteerd, onder wie schilder en schrijver Willem Arondeus, de schrijver Johan Brouwer, de architect Koen Limperg en Bloemgarten.

Hij was verloofd met Hanny Levy. Zij ontsnapte uit Westerbork met hulp van Werner Stertzenbach en Trudy van Reemst, en overleefde de oorlog.

Onderscheidingen: verzetsherdenkingskruis

 

GEERTRUIDA VAN LIER

trecht 22 april 1921 - 27 oktober 1943 Sachsenhausen (Duitsland)

Truus van Lier was een dochter van Willem Alexander van Lier en Dirkje Willemina Wensink. Op 7 oktober 1940 startte zij met de studie rechten aan de Utrechtse Universiteit. Kort daarop werd ze lid van de Amsterdamse studentenverzetsgroep CS-6. In de loop van 1943 infiltreerde Van Lier in de NSB en de Wehrmacht in Amersfoort.

Ze slaagde erin foto's te maken van vliegveld Soesterberg en deze door te spelen naar het verzet. Daarnaast zou Van Lier als koerierster illegale lectuur en wapens hebben rondgebracht en joodse onderduikers naar hun verblijfplaats hebben begeleid. Op 3 september 1943 schoot Van Lier bij zijn huis aan het Utrechtse Willemsplantsoen de Utrechtse NSB-hoofdcommissaris van politie Gerardus Kerlen dood. De directe aanleiding was waarschijnlijk de arrestatie van familieleden van ondergedoken politiemannen. Rijkscommissaris Seyss-Inquart, de Utrechtse burgemeester Van Ravenswaay en NSB- leider Anton Mussert voerden de volgende dag een overleg waarbij geopperd werd onder meer een tiental Utrechters als represaille te executeren. De eerste twee genoemden wezen deze vergeldingsmaatregel af. Wel werd de Landwacht in het leven geroepen. Enkele weken later werd Truus van Lier in Haarlem opgepakt. Ze belandde korte tijd later in concentratiekamp Sachsenhausen, waar ze op 27 oktober 1943 werd gefusilleerd.

In het Academiegebouw van de Utrechtse universiteit staat sinds 1950 een gedenkteken voor omgekomen studenten met daarop onder meer de vermelding van Van Lier. In Heerhugowaard is in 1999 het herdenkingsmonument Vrouwen uit het verzet geplaatst, dat is vervaardigd door Elly Baltus. In de sokkel staan 22 namen van omgekomen verzetsvrouwen gegraveerd onder wie die van Truus van Lier.

Onderscheidingen: Yad Vashem

 

ROBERT HENRI JACOB PFAFF

’s-Gravenhage 8 oktober 1914 - 8 maart 1983 Diemen
Jacob Pfaff werkte als journalist bij werkte in de oorlogsjaren mee aan De Nieuwe Amsterdammer;

voortzetting van Opwacht in Amsterdam, een illegale uitgave in Amsterdam.

De christelijke uitgave Op Wacht; voor God-Nederland-Oranje werd in Amsterdam verspreid door de agent van politie H. van Dijk. Kort na zijn arrestatie werd het contact met de leiding te 's-Gravenhage wegens Dolle Dinsdag geheel verbroken en zetten mr. G. Jonker, mr. drs. A. Bö rger en de journalisten L.J. Capit, R.H.J. Pfaff en A. Beerman de uitgave zelfstandig voort onder de titel: Op wacht in Amsterdam. Het blad droeg geen protestants-christelijk karakter meer. Na het zesde nummer werd tweemaal DE Amsterdammer; voortzetting van Op Wacht In Amsterdam uitgegeven, daarna werd de titel: De Nieuwe Amsterdammer.

 

IRAWAN SOEJONO

Pasoeroean (Oost-Java, Indonesië) 24 januari 1920 - 13 januari 1945 Leiden

Irawan wordt op 24 januari 1920 in Pasoeroean op Oost-Java geboren als derde kind in het gezin Soejono, een vooraanstaande, adellijke familie. Zijn vader, Raden Adipati Ario Soejono, is daar regent en lid van de Volksraad van Nederlands-Indië.

In 1930 verhuist het gezin naar Den Haag. Het gezin blijft tot 1932 in Den Haag en later keert het gezin, nadat de vader zijn studieopdracht heeft afgerond, terug naar Nederlands-Indië. Daar wordt Irawan toegelaten tot het Bataviaasch Lyceum gelijk met Peter Tazelaar, de latere verzetsman en vriend van Erik Hazelhoff Roelfzema, beter bekend als ‘soldaat van Oranje’. Erik en Peter zullen beide adjudant van Koningin Wilhelmina worden.

Tweeënhalf jaar later zal het gezin Soejono terugkeren naar Nederland. In 1940 wordt hij student aan de Leidse universiteit. Dan breekt de oorlog uit. Als de universiteit van Leiden in november 1941 door de bezetter definitief wordt gesloten, studeert Irawan verder, sociografie, in Amsterdam. Hij sluit zich in die periode aan bij het verzet.

Irawan sluit zich aan bij de ‘Perhimpoenan Indonesie’ afgekort PI. Deze politieke organisatie van Indonesische studenten in Nederland streeft naar een vrij Indonesië. De PI beseft dat het Nationaal- Socialisme op dat moment de hoofdvijand is, omdat het nazisme het vrijmaken van gekoloniseerde volkeren onmogelijk maakt. Daarom sluit de PI zich aan bij het ondergrondse verzet in Nederland en hanteert de leuze ‘eerst Nederland bevrijden, dan Indonesië’.

Irawan duikt onder, eerst in Amsterdam en later in Leiden, waar hij van alles regelt voor het ondergrondse blad De Bevrijding. Onder de schuilnaam Henk van de Bevrijding is Irawan bekend en bemind in illegale kringen. Daarnaast is hij lid van een Indonesische gevechtsgroep, die later naar hem vernoemd zal worden. Deze groep heeft aanvankelijk de naam ‘Soeropati’, maar wordt na de dood van Soejono omgedoopt tot de groep ‘Irawa’.
Een aantal keren komt hij in gevaarlijke situaties terecht. Tweemaal lukt het hem om bij razzia's de dans te ontspringen. Weer of geen weer, hij sjouwt alles zelf mee, gevaar of geen gevaar, bij nacht en ontij, Henk is nog steeds in touw. Op 13 januari 1945 kan Irawan weer een razzia niet ontlopen. Hij heeft onderdelen van een schrijfmachine bij zich en beseft dat een controle hem waarschijnlijk fataal zal worden. Daarom vlucht hij, wat wordt gezien, waarna hij door een soldaat van de Duitse Wehrmacht wordt doodgeschoten. Irawan Soejono is eerst begraven in Leiden en later op 14 november 1946 wordt zijn stoffelijk overschot overgebracht naar Westerveld te Velsen en daar gecremeerd.
De as wordt door de voormalige Indonesische verzetsstrijder Rachmad Koesoemobroto en zijn Nederlandse echtgenote en verzetsstrijder Nel van de Peppel op 7 december op de boot ‘Weltevreden’ naar Indonesië meegenomen en daar aan de familie Soejono overhandigd.

 

ANTONIE HÖLZEL

Deventer 7 mei 1909 - 20 april 1945 Neuengamme (Duitsland)

Antonie Hö lzel was gehuwd met Alberdina Petronella Bevelander en ze hadden een kind. Hij woonde aan de Stille Veerkade 8 in Den Haag. Zijn beroep was vrachtwagenchauffeur, maar er wordt ook vermeld dat hij kelner was.

Hij werd op 9 september 1941 gearresteerd in de actie tegen Haagse communisten, die was voorbereid door de politie-infiltrant Van Soolingen, hij werd in het Oranjehotel opgesloten. Half maart 1942 werd hij naar kamp Amersfoort gestuurd en twee weken later naar het Duitse concentratiekamp Buchenwald. Op 6 juni 1944 werd hij op transport naar het concentratiekamp Neuengamme gezet.

In Neuengamme werden medische experimenten op gevangenen uitgevoerd.
Twee Franse onderwijzers en de twee Nederlandse gevangenen Dirk Deutekom en Antonie Hö lzel werden als verzorger aangesteld. Ze hebben hun best gedaan om de kinderen afleiding en troost te bieden.

Toen de Britse troepen naderden moesten de sporen van dit experiment uitgewist worden. De slachtoffers werden in de nacht van 21 op 22 april naar de kelder van een leegstand schoolgebouw aan de Bullenhuser Damm overgebracht. Daar kwamen ook Hö lzel en Deutekom door middel van de strop op een ellendige manier aan hun einde.

 

ANTHOON JOHAN KOEJEMANS

Rotterdam 20 april 1903 - 14 juni 1982 Trier (Duitsland)

Roepnaam voor vrienden en bekenden Koej.
Hij was gehuwd met Sophia Schä ffer, met wie hij twee dochters kreeg en was bestuurder van de Communistische Partij in Nederland en hoofdredacteur van De Waarheid.
Koejemans doorliep te Rotterdam de driejarige Hoogere Burgerschool en begon op een handelskantoor. Vervolgens werd hij in 1919 hulpklerk bij de Nederlandsche Spoorwegen, Dienst Weg en Werken te Zutphen. Hij was Hervormd en volgde een catechisatiecursus bij de vrijzinnige, met het communisme sympathiserende dominee H.W.Ph.E. Van den Bergh Eysinga. Deze zou grote invloed op hem krijgen en hem 'dialectisch' Ieren denken. Bij de oprichting van de afdeling Zutphen van de Communistische Partij in Nederland (CPN) in januari 1920 sloot Koejemans, zeventien jaar oud, zich aan en werd direct afdelingssecretaris.

Koejemans ging voor f 5,- per week schrijven voor de partijkrant De Tribune, promoveerde tot redacteur en verhuisde in 1927 naar Amsterdam. Hij kwam te werken bij G.J.M. van het Reve en leerde het vak vooral van G. Van Munster, een ex-onderwijzer. De Tribune-redacteuren spraken ook in het land. Koejemans sprak in 1929 naar de mening van de overheid iets te enthousiast voor de stakende bootwerkers in Zaandam en bracht zeven weken in voorarrest te Haarlem door. Als gevolg van een radicale koers, vastgesteld op het CPN-congres in februari 1930, werden Van het Reve en Koejemans ontslagen. Koejemans werd later opnieuw aangenomen bij De Tribune, die in de roerige dagen van de Jordaanoproer verhuisde naar Amsterdam-West. Hij was, zoals hij zelf schreef, een alles-redacteur, voor de opmaak of voor het buiten- of binnenland, dan wel de sport. Hij was ook correspondent, als opvolger sinds 1932 van A.S. De Leeuw voor de Kominternbladen Inprekorr en Die Welt (tot in 1941 toe). Daardoor kon hij jaarlijks de internationale bijeenkomsten van Inprekorr, meestal in Parijs, bijwonen. In het jaar 1933 bezocht hij de Sovjet-Unie. Om bij te verdienen vertaalde hij boeken, onder meer van M.N. Pokrovski Grepen uit de Russische geschiedenis (1932) en de herinneringen van J.A. Pjatnitski (1934). Van zijn vertaling van Micky Spillane, My gun is quick zou hij nog jarenlang financieel plezier hebben.

Volgens G.J.M. van het Reve schreef Koejemans omstreeks 1940 een detective onder het pseudoniem Anthony Cowman. Voorzover zijn werk het toeliet, was hij ook in de plaatselijke partij-afdeling actief. Trots was hij op de ochtendeditie van Het Volksdagblad - de voortzetting van De Tribune sinds 1937 - die op zijn initiatief werd begonnen. Koejemans zou bij Het Volksdagblad redacteur sport zijn geweest.

In Koejemans' in 1961 gepubliceerde herinneringen klinkt gedempt wel enige kritiek op de CPN door, zoals op het partijjargon, de super-status van 'Het Boek' - de onder leiding van Stalin geredigeerde Geschiedenis van de Communistische Partij der SowjetUnie (Bolsjewiki) (Moskou 1938; Amsterdam, Pegasus, 1939), de Nederlandse politiek tegenover vluchtelingen en de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie zoals het verdrag met Hitler en de overval op Finland in 1939.

Over de onderhandelingen van de CPN met de Duitse bezetter, bedoeld om Het Volksdagblad en Politiek en Cultuur legaal te kunnen laten verschijnen, deelt Koejemans, die hierbij aanwezig was, niets mee. Hij was in mei 1940 als redacteur ontslagen en werd met anderen 'in reserve' gehouden, en was dus niet betrokken bij de opbouw van het illegale net van partij en krant. Koejemans nam daarop een kleine leesbibliotheek en boekhandel in de Overamstelstraat over. Koejemans schreef tijdens de oorlog verschillende brochures: Naar de bevrijding (eind augustus 1943), De dag der vergelding (voorjaar 1944) en eveneens in voorjaar 1944 Nederlands wedergeboorte. Reactie of vooruitgang?.

De ontwikkelingen ten zuiden van de grote rivieren na Dolle Dinsdag in september 1944 vereisten overleg over de te volgen weg. Koejemans zou met Brandenburg via Sliedrecht de oversteek maken. Dit mislukte echter. En W. van Exter en anderen richtten met kerstmis 1944 de CPN Bevrijd Gebied op.

Met Baruch, J. Brandenburg en anderen zat Koejemans in de winter van 1944-1945 in de redactie van het blad Scholing en Strijd dat zich bezon op het naoorlogse partijprogramma. Koejemans en F. Reuter hadden een ontmoeting met W. Drees over de toekomstige politiek. Dit was te meer nodig omdat 'Londen' de communisten stelselmatig uit alle overlegorganen had geweerd. Met B.W. Schaper van Vrij Nederland en W. van Norden van Het Parool was Koejemans voor De Waarheid betrokken geweest bij pogingen een gemeenschappelijk volksprogramma op te stellen, dat in november 1944 was uitgekomen.

Na de bevrijding in mei 1945 werd Koejemans hoofdredacteur.

 

TRUUS WIJSMULLER

(tante Truus)

Alkmaar 21 april 1896 - 30 augustus 1978 Amsterdam

Truus Wijsmuller werd in 1896 in Alkmaar geboren. In 1913 verhuist het gezin naar Amsterdam. Het jaar daarop krijgt Truus haar eerste baan bij een bank. Later leert ze Johannes (Joop) Franciscus Wijsmuller (geboren in Amsterdam op 25 februari 1894), bankier bij De Javasche Bank in Amsterdam, kennen. Ze trouwen in 1922 en betrekken een verdieping van een huis aan de Nassaukade. Truus stopt met werken, zoals toen gebruikelijk was. Als het huwelijk kinderloos blijft, besluit ze sociaal werk te gaan doen.

Van haar man zal ze steeds ondersteuning en aanmoediging ondervinden. Ze kunnen altijd rekenen op hun inwonende huishoudelijke hulp Cietje Hackmann. Zij voert het huishouden, doet de administratie van Truus Wijsmuller, en zorgt mede voor joodse kinderen die vó ó r mei 1940 bij de Wijsmullers' logeren.Haar verzetswerk begint al in de jaren dertig, wanneer ze, vaak samen met Mies Boissevain-van Lennep, transporten gaat regelen van joodse kinderen vanuit Duitsland en Oostenrijk. Duizenden kinderen weet ze in veiligheid te brengen in Groot-Brittannië. Een van de meest spectaculaire transporten, het eerste overigens, volgt op een ontmoeting met Eichmann, met wie zij wil onderhandelen over een aantal joodse kinderen.

Eichmann wil niet onderhandelen maar geeft haar op 11 december 1938 600 kinderen mee, in de veronderstelling dat het haar niet zal lukken deze kinderen in veiligheid te brengen. Een misrekening voor Eichmann, want het lukt Truus wel om 500 van deze kinderen direct via Hoek van Holland in Engeland te krijgen. Tot het uitbreken van de oorlog gaat ze met dit werk door, iedere keer met 150 kinderen tegelijk. Ze haalt deze groepen een paar keer per week op uit Duitsland, tot het moment dat het naziregime dit stopt op 1 september 1939. Dan heeft ze inmiddels meer dan 10.000 kinderen in veiligheid gebracht.

De oorlog is geen reden voor haar om te stoppen met haar verzetswerk. Ze gaat door, nu op een andere schaal en via andere routes en ze richt zich ook op het organiseren van voedselpakketten. Ze wordt voor dit verzetswerk gearresteerd en komt terecht in het gebouw van de Gestapo op de Euterpestraat in Amsterdam. Men verdenkt haar ook van het smokkelen van joden naar Zwitserland. Dit klopt ook, maar de Gestapo kan niets bewijzen en ze komt weer in vrijheid.

Na de oorlog wordt Truus actief in de politiek voor de VVD. Ze overlijdt in 1978 in Amsterdam en stelt haar lichaam ter beschikking aan de wetenschap.

Truus Wijsmuller wordt onderscheiden met de volgende onderscheidingen: Officier in de orde van Oranje-Nassau
Ridder in de orde van Oranje Nassau
Yad Vashem

Medailles van Nederlandse en Duitse Rode Kruis
Reconnaissance Francaise, zilveren medaille voor hulp aan Franse soldaten Visser- Neerlandiaprijsvoor hulp aan joodse kinderen Zilveren Medaille van de stad Amsterdamse beurs

 

ANNO SJOERD BRANDSMA TITUS BRANDSMA

Ugoklooster(bij Bolsward) 23 februari 1881 - 26 juli 1942 Dachau (Duitsland)

Brandsma was een telg uit een oud, rooms-katholiek en Fries boerengeslacht. Hij studeerde van 1892 tot 1898 aan het gymnasiumvan het Minderbroederklooster Sint Antonius van Padua te Megen(Noord- Brabant). Op 17 september 1898 trad hij in bij de karmelieten waar hij de kloosternaam Titus aannam. Op 3 oktober 1899 legde hij zijn kloostergeloften af. Hij werd op 17 juni 1905 tot priester gewijd. Tussen 1906 en 1909 studeerde hij aan de Pontificia Università Gregoriana in Rome, waar hij promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte (filosofie).

Hij was hoogleraar en publicist, specialist in middeleeuwse mystiek en zelf mysticus.
Als sterk maatschappelijk betrokken priester nam hij initiatieven op het gebied van de katholieke emancipatie, het katholiek onderwijs en de journalistiek. Brandsma verzette zich tegen het nazisme. Begin januari 1942 arresteerden de Duitse bezettingsautoriteiten de priester met van meet af aan de bedoeling hem voor lange tijd gevangen te houden.

Via een tocht langs de gevangenis van Scheveningen, kamp Amersfoort en de strafgevangenis van Kleef kwam hij ten slotte in het concentratiekamp Dachau terecht. In Amersfoort leerde hij de jonge gereformeerde predikant ds. Johannes Kapteyn kennen, met wie hij een innige vriendschap opbouwde.[6] Op 13 juni werd Brandsma in Kleef met zijn linkerpols aan de rechterpols van Kapteyn geketend voor het transport richting Dachau waar ze op 19 juni arriveerden. Brandsma kreeg nummer 30492 en Kapteyn nummer 30493. Ze werden geplaatst in Block 28, kamer 3, de barak van de Poolse geestelijken.

Ook hier was, aldus latere getuigenissen van voormalige kampgenoten, deze 'alledaagse' mysticus een grote morele, spirituele en daadwerkelijke steun voor zijn medegevangenen. Na enkele weken vol ontberingen en mishandelingen werd hij - levenslang behept met een wankele gezondheid - uitgeput en doodziek in het kamphospitaal opgenomen. Toen hij daar enkele dagen lag, raakte hij buiten bewustzijn. Op 26 juli 1942 om twee uur 's middags kwam een eind aan het leven van Titus Brandsma.

In 1985 werd hij als martelaar door Paus Johannes de II zaligverklaard. Door het hele land zijn diverse scholen, kerken, kapellen naar hem vernoemd. In Bolsward is een Titus Brandsma museum.

Onderscheidingen: Ereburger stad Oss Verzetsherdenkingskruis

 

JOHANNES THEODORUS WOORTMAN JOOP

Amsterdam 25 januari 1905 - 13 maart 1945 Bergen-Belsen

Hij bracht onderduikers onder en verzorgde bonkaarten. Daarnaast verspreidde hij illegale bladen. Onder de schuilnaam Theo de Bruijn hielp Joop Woortman, vanaf 1942 samen met zijn echtgenote Lena Maria (Semmy) Glasoog en Walter Sü skind meer dan tweehonderd joodse kinderen ontsnappen uit de Hollandsche Schouwburg onder dekking van lijn 9. O. Max Arian en Ed van Thijn (de latere burgemeester van Amsterdam) hebben onder anderen aan hem te danken dat ze de oorlog overleefden.

Hij werkte in de oorlog als kelner in de van oorsprong joodse bioscoop Royal op de Nieuwendijk en kende daardoor veel joden, ook werkte hij als taxichauffeur. Zij waren de spil van de NV-groep en zorgden er ook voor dat de geredde kinderen bij een onderduikgezin geplaatst werden.

Joop Woortman werd in 1944 verraden en overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg, via Kamp Amersfoort kwam hij terecht in Bergen-Belsen, waar hij op 13 maart 1945 stierf.

Onderscheiding: Yad Vashem

 

TRIJN HULLEMAN

Andijk 18 februari 1895 - 25 augustus 1970 Bad Liebenstein (Duitsland)

Trijn Hulleman blijft tot haar zeventiende wonen in Andijk en verhuist dan met haar Zus Nel naar Amsterdam. Op 17 juni 1926 trouwt Trijn met Willem Suhr. Het huwelijk houdt niet lang stand en na een jaar zijn ze weer gescheiden. Al op jonge leeftijd voelt Trijn het als haar plicht iets te doen aan het onrecht in de wereld.

Ze is lid van de Sociaal-Democratische Partij Nederland en zet zich in waar mogelijk tegen het opkomend fascisme en helpt joodse en politieke vluchtelingen. Wanneer de Commissie ‘Hulp aan Spanje’ een oproep doet aan medisch personeel om zich aan te melden om naar Spanje uitgezonden te worden, meldt Trijn, gediplomeerd verpleegster, zich samen met haar man Harry Kan aan. In oktober van 1936 vertrekt ze met de eerste groep, met een Nederlands ambulancevliegtuig naar Spanje.

Haar tijd in Spanje begint in een hospitaal in Benicasim, waar veertig in beslag genomen villa’s waren ingericht als paviljoen. Hier heeft ze een tijd als verpleegkundige leiding. Na Benicasim wordt ze overgeplaatst naar Murcia, waar ze hoofdverpleegster wordt in een van de vier ziekenhuizen die daar zijn ingericht. Later in de oorlog, wanneer de oprukkende nationalisten de internationale hospitalen af dreigen te sluiten, vertrekt Trijn met een aantal andere internationale verpleegsters naar het noorden.

Ze komt terecht in het kleine idyllische havenplaatsje s’Agaro, net onder Girona, waar twaalf villa’s zijn ingericht als hospitaal. Het hospitaal is een zogenaamd doorgangshospitaal, vanaf waar zwaargewonde strijders die voor de strijd zijn afgekeurd terug naar huis gaan. Veel van de gewonden kampen naast hun lichamelijke verwondingen ook met psychische problemen. In deze laatste dagen van haar tijd in Spanje nadert het front steeds dichter bij dit rustige havenplaatsje, Franco’s oorlogsschepen verschijnen al voor de kust en boven het vredige hospitaal complex klinkt het ronken van vijandige vliegtuigen. ‘Moordenaars uit de lucht’, noemt Trijn hen, wanneer ze met hun handgranaten het vredige hospitaalcomplex bombarderen.

Trijn heeft, zeker in het begin, moeite om de oorlogsdeelname met het humanitaire werk als verpleegkundige te verenigen. In een brief aan haar partijgenoot Dora de Jong zegt ze hierover: ‘Voor mij is het zo, of ik het nu aan een ander toesta om zich met het wapen te verdedigen of ik neem er ook zelf aan deel, is geen verschil van principieel inzicht of tactiek.’ Ook beschrijft ze het ambivalente gevoel wanneer haar patiënten ongeduldig vragen hoelang het nog duurt voordat ze weer met hun kameraden aan het front zullen staan: ‘Dora, ik kan huilen, maar dat helpt niet (...).’

Daarbij twijfelt ze of haar partij wel genoeg doet voor Spanje. Met afschuw leest ze in de Nederlandse kranten die Dora haar toestuurt dat er zo weinig goeds wordt geschreven over de mannen en vrouwen die in Spanje hun leven geven in de strijd tegen het fascisme. ‘Wij vechten hier ook voor hen, voor de vrouwen en moeders die geen hulp willen geven.’ Ondanks haar uitgesproken twijfel aan de inzet van haar partij blijft ze bij de sociaaldemocraten en stapt ze niet over naar de communisten. Ook niet wanneer ze door het thuisfront bekritiseerd wordt vanwege haar steeds groter wordende begrip voor de gewapende strijd. ‘Als je van dichtbij ziet wat hier gebeurt, begrijp je het wel beter,’ zegt ze hierover. De kritiek die wordt geuit op de Internationale Brigade weerlegt ze stellig met het argument dat niemand met een ander alternatief komt tegen het alsmaar oprukkende fascisme dat Europa bedreigt.

Tijdens haar tijd in Spanje ontmoet Trijn de Duitse communist Paul Storck (geb. 5 februari 1894 Kö ln), die gestationeerd is bij Albacete. Paul was in Duitsland lid van de KPD geweest en had een periode in Nederland gewoond. In oktober 1936 sluit hij zich vanuit Nederland aan bij de Internationale Brigade in Spanje. Al in november 1936 raakt hij zwaargewond en komt op de postafdeling van de Internationale Brigade terecht. Trijn en Paul krijgen een relatie. Wat er precies van Paul terechtkomt wanneer hij uiteindelijk Spanje verlaat is niet helemaal zeker, hij kan in ieder geval niet mee naar Nederland met Trijn zonder verblijfsvergunning. Hij komt naar alle waarschijnlijkheid terecht in een kamp in Frankrijk en belandt, via nog onduidelijke weg, uiteindelijk in een gevangenis in Berlijn waar hij in 1943 aan de gevolgen van tyfus sterft.

Met het opheffen van de Internationale Brigade aan het einde van 1938 keren de meeste Nederlandse verpleegsters die dan nog in Spanje zijn terug. Trijn blijft langer in Spanje en steekt pas, aan het begin van 1939 na uiteindelijk tweeëneenhalf jaar in Spanje te hebben gewerkt, met een ambulance vol gewonden de Franse grens over. Maar in plaats van hartelijk te worden ontvangen en de broodnodige hulp te krijgen, wordt Trijn door de Franse autoriteiten gearresteerd! Er is interventie van de Nederlandse Consul nodig om haar uiteindelijk veilig naar Nederland te krijgen.

Tijdens de oorlog zet Trijn haar strijd tegen het fascisme voort; ze sluit zich aan bij de verzetsgroep Breur en voorziet mensen van vervalste persoonsbewijzen en biedt hulp aan joodse onderduikers. Door haar illegale werk – waaronder ook het molesteren van Duitse objecten – wordt zij in 1943 gearresteerd en naar kamp Ravensbrü ck gedeporteerd. Over haar tijd in het kamp spreekt ze zelden.

Trijn overleeft de oorlog en komt, zoals veel andere Nederlandse vrouwen uit Ravensbrü ck, met een transport van het internationale Rode Kruis in Zweden terecht. Hier verpleegt ze nog een jaar voormalig Ravensbrü ck- gevangenen en keert ze vervolgens terug naar Amsterdam, waar ze in het Binnengasthuis komt te werken.

Het leven in het kamp heeft zijn tol geë ist van de vroeger zo sterke en vitale Trijn - in Ravensbrü ck loopt ze een hartkwaal op. Maar alle ellende heeft haar mentaal niet kunnen breken, ze blijft de opgewekte vrouw die ze altijd is geweest. Ondanks haar zwakker wordende gezondheid blijft ze tot op hoge leeftijd als verpleegster werken en zet ze haar activisme voort. Ze verzorgt pakjes en correspondentie met Spaanse gevangenen onder het Franco regime, strijdt voor het Vietnamese volk tijdens de Vietnamoorlog en is actief voor het comité Vrij Griekenland.

In 1954 verhuist ze naar Blaricum waar ze de rest van haar leven zal blijven wonen. In de zomer van 1970 gaat Trijn voor een kuur naar Bad Liebenstein waar ze al eerder zo’n heerlijke tijd had gehad. Hier overlijdt ze aan de gevolgen van haar hartkwaal op 75-jarige leeftijd. Niet veel later wordt ze in Berlijn gecremeerd. Enkele oud-Spanjegedienden wonen de plechtigheid bij.

Haar as is later officieel bijgezet in Nederland door de Vereniging van oud- gevangenen van Ravensbrück.

 

WILLEM ADAM MEELHUYSEN

De grote man van het verzet op Oost-Java was de Indische Nederlander Willem Adam Meelhuysen (5 maart 1901 - 1942), kapitein bij de afdeling militaire luchtvaart van het KNIL. Hij is geboren in Soera-karta. Het vliegtuig van de Nederlands-Indische kapitein Meelhuysen wordt tijdens de Japanse inval neergeschoten. Meelhuysen overleeft en duikt onder in Soerabaja. Daar zet hij, verkleed als een Indonesiër en onder de schuilnaam Tahir, een verzetsgroep op. Hij krijgt hulp van zijn schoonzus Godie Meelhuysen.

Met zijn organisatie 'Corsica' wilde hij ervoor zorgen dat het verdeelde verzet op Java (guerrilla-acties, sabotage, spionage) meer zou gaan samenwerken. Hij wilde voorkomen dat er bij de bevrijding een machtsvacuüm zou ontstaan, maar de Indonesische bevolking ging er niet in mee. 

Hij werd gearresteerd. Op 22 december 1942 pleegde hij zelfmoord in zijn cel in de gevangenis in Soerabaja, om te voorkomen dat hij anderen zou verraden als hij gemarteld werd. De hele verzetsbeweging werd eind februari - begin maart 1943 opgerold. De Japanners schatten in dat de groep zo’n tweehonderd personen telde die op een of andere manier waren betrokken bij de illegale activiteiten. 

Zijn broer Theodorus (door) Gerard Claude, geboren 6 augustus 1896 stierf op 4 december 1943 in krijgsgevangenenwerkkamp Fukuoka 3b. Hij was op 30 juli 1935 getrouwd met Godertine Adolphine Platt (geboren 12 maart 1913), die ook in het verzet zat. 

Willem Adam Meelhuysen was op 16 september 1926 in Breda getrouwd met Jacqueline Francoise van Gils. Er kwamen 3 kinderen. Het echtpaar is gescheiden te Semarang, Indonesië̈. Zij hertrouwde op 22 juli 1939 te Penang Indonesië̈ met Jan Jakobus de Vries.

 

LOUIS JOSEPH WELTER


Louis Joseph Welter is geboren op 8 oktober 1910 in Buitenzorg (Bogor). Louis Welter was reserveluitenant der cavalerie en bovendien was hij commandant van de Stadswacht te Buitenzorg. Het Buitenzorgse verzet bestond aanvankelijk uit enkele losse groepen. Door Welter werden deze ondergebracht in een groot samenwerkingsverband. Welter had de coördinerende leiding. De verzetsactiviteiten van dit samenwerkingsverband bestonden onder andere uit; het verzamelen van wapens, het oprichten van wapendepots, het verzamelen van ontvangst- en zendapparatuur, het verspreiden van oorlogsnieuws, hulp aan guerrillastrijders en onderduikers en sabotage aan strategisch militaire objecten. 

Op 15 mei 1943 werd Welter op een kerkhof bij Batavia onthoofd. Hij ligt begraven op de Nederlandse Erebegraafplaats Ancol in Jakarta. Hij ontving de Verzetsster Oost-Azië, het Verzetsherdenkingskruis en de Bronzen Leeuw.
In 1938 trouwde Louis Joseph Welter met Josine (Joke) Bijl (geboren 1910). Hij was een zoon van Charles Joseph Ignace Marie Welter, een Nederlands politicus, die enige jaren minister was en tot op hoge leeftijd actief bleef als Tweede Kamerlid. 
 

Verzetsmonument

Verzetsmonument

Plattegrond